| 33523 |
draden of randen van peulvruchten |
reven:
riaf (sg) (P186p Gelinden)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
| 17806 |
dragen |
dragen:
dragə (P186p Gelinden)
|
dragen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (P186p Gelinden)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
| 22655 |
drijftol |
dop:
doͅp (P186p Gelinden)
|
Drijftol (tol, die met de zweep wordt voortgedreven). [ZND 01u (1924)]
III-3-2
|
| 33366 |
drinkbak voor de koeien |
drenkbak:
drɛŋk˱bák (P186p Gelinden),
drenkkuip:
drɛŋkkáu̯p (P186p Gelinden)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
| 34333 |
drinken bij de zeug |
tetten:
tɛtǝ (P186p Gelinden),
zuiken:
zau̯kǝ (P186p Gelinden)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
| 19574 |
drinkglas |
drinkglas:
dreŋk>glōͅu̯əs (P186p Gelinden),
glas:
gəlawəs (P186p Gelinden)
|
drinkglas zonder voet [N 20 (zj)] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
| 19562 |
drinkglas met voet |
kapper:
kapər (P186p Gelinden)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20635 |
dronken |
een stuk in zijn kraag:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
ə støk (eͅn pēͅis) eͅn zeͅnə krōͅx (P186p Gelinden),
geladen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
gəlōͅwə (P186p Gelinden),
klazetig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m vluchtig
klø͂ͅsetix (P186p Gelinden),
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zōͅĕt (P186p Gelinden)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
| 34156 |
droogstaan |
droog (bijvgl. nmw.):
drøu̯x (P186p Gelinden)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|