e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gelinden

Overzicht

Gevonden: 1683
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichtgeraakt, kregel kril: ook materiaal znd 28, 49  kriel (Gelinden) kregel [ZND 01 (1922)] III-1-4
lied, liedje liedje: e klei litje  litje (Gelinden) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] III-3-2
liegen liegen: liegə (Gelinden) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies lies: lis (Gelinden), liest: (mv)  listǝ (Gelinden) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] I-9, III-1-1
lieveheersbeestje onzelievevrouwbeestje: ook in ZND 16, 006  eͅlivroͅu̯beͅskə (Gelinden) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: liegə (Gelinden) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lijnzaad, vlaszaad lijzaad: lēzuǝt (Gelinden) Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadmeel lijnzaadmeel: [lijnzaad]mīǝl (Gelinden) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadpap lijzaadpap: lēzuǝtpap (Gelinden) De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59] I-5
liniaal regel: enen rijgel (Gelinden) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1