19353 |
lichtgeraakt, kregel |
kril:
ook materiaal znd 28, 49
kriel (P186p Gelinden)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
e klei litje
litje (P186p Gelinden)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liegə (P186p Gelinden)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lis (P186p Gelinden),
liest:
(mv)
listǝ (P186p Gelinden)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10]
I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelievevrouwbeestje:
ook in ZND 16, 006
eͅlivroͅu̯beͅskə (P186p Gelinden)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liegə (P186p Gelinden)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzaad:
lēzuǝt (P186p Gelinden)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mīǝl (P186p Gelinden)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijzaadpap:
lēzuǝtpap (P186p Gelinden)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
21478 |
liniaal |
regel:
enen rijgel (P186p Gelinden)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|