e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gellik

Overzicht

Gevonden: 727
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overmouwen bindmouwen: be.nmǫu̯ǝ (Gellik), strompen: stre.mpǝ (Gellik) De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
paard paard: pi̯at (Gellik) [JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18] I-9
paardedeken onder het zadel deken: dīę.kǝ (Gellik) Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b] I-10
paardetuig paardsgetuig: pi̯ats˲gǝtī.x (Gellik) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paren van de duiven paren: pōͅrə (Gellik) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf nuchter kalfje: nēxtǝrǝ [kalfje] (Gellik) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
penis van de stier pin: pen (Gellik) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid reutsel: rīǝ.tsǝl (Gellik), wilweie: welwęi̯ǝ (Gellik) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie peterselie: pētərsē.li (Gellik) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šōͅl (Gellik) [Goossens 1b (1960)] I-7