23170 |
dartsblok |
zielblok (<du.):
`zylbloͅk (Q251p Gemmenich)
|
Sülblok: Zielscheibe des Dartspiels.
III-3-2
|
23171 |
dartspijltje |
ziel (du.):
zyl (Q251p Gemmenich)
|
Sül: 2. Wurfpfeil, Dart.
III-3-2
|
33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pē̜k (Q251p Gemmenich)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|
22389 |
de kaarten couperen |
afheven:
ā:fhɛ̄:və (Q251p Gemmenich)
|
Aafhääve: 2. (Kartensp.) Abheben, den Kartenhauf in zwei teilen u. den oberen Teil nach unten legen.
III-3-2
|
22390 |
de kaarten ronddelen |
geven:
jɛ̄:və (Q251p Gemmenich)
|
Jääve: 3. (Kartensp.) Die Karten verteilen.
III-3-2
|
22387 |
de kaarten schudden |
mengelen:
De kaate mengele.
`meŋələ (Q251p Gemmenich)
|
Mengelen: Mischen.
III-3-2
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dēkǝ (Q251p Gemmenich),
springen:
šprēŋǝ (Q251p Gemmenich)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
leeg:
lē̜x (Q251p Gemmenich),
niet vol:
nēt.˲vōl (Q251p Gemmenich)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
šwęnsǝ (Q251p Gemmenich)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
25548 |
deeg kneden |
deeg maken:
[deeg] mākǝ (Q251p Gemmenich)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|