20855 |
eten (ww.) |
eten:
eeátə (Q251p Gemmenich)
|
eten [RND]
III-2-3
|
24143 |
europese kanarie |
kanarievogel:
kanariesvogel (Q251p Gemmenich)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24144 |
fazant |
fazant:
fasan (Q251p Gemmenich)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22431 |
feest |
feier (du.):
`fajər (Q251p Gemmenich)
|
Fajer: Feier.
III-3-2
|
33837 |
fijngebouwd |
slank:
slank (Q251p Gemmenich)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
koeten:
koete (Q251p Gemmenich)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vø̜̄lǝsmē̜r (Q251p Gemmenich)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
ful (Q251p Gemmenich)
|
Ful: (Fussb.) 1. Foul(spiel 2. Der infolge eines Foulspiels auszuführende Freistoss.
III-3-2
|
17623 |
gebit |
gebeet:
jǝbēt (Q251p Gemmenich)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b]
I-9
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
net:
nɛts (Q251p Gemmenich)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|