e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gewricht gewerf: e jewerf (Gemmenich) gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezicht (spotnamen) fresse (du.): vres (Gemmenich) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezwel geschw?r (du.): e jeschweur (Gemmenich) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2
gierigaard geizhals (du.): vgl. WNT sub gier, een uiterst hebzuchtig, inhalig of vrekkig mensch, een geldwolf; meestal met de bijgedachte aan den roofvogel. Verg. Brem. Wtb. 512, waar gier ook in den zin van geizhals wordt opgegeven.  jitshoos (Gemmenich) Geizhals III-3-1
gierzwaluw rookzwalber: rooksjwälber (Gemmenich) gierzwaluw (16,5 zwartbruin; sikkelvleugels; broedt in muurgaten en onder dakpannen; veel in de stad; druktemaker; roep luid [wieieie, wieieie] [N 09 (1961)] III-4-1
glijbaan roetsjbaan: `rutšbā:n (Gemmenich) Rutschbaan: Rutschbahn. III-3-2
glimworm junikevertje: junikēͅvərkə (Gemmenich), jūnikēͅvərkə (Gemmenich) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
goed uit de weg kunnend flink: vlēŋk (Gemmenich) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goudhaantje goudhennetje: joothäneke (Gemmenich) goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)] III-4-1
goudvink goudvink: jootveenk (Gemmenich) goudvink (14,5 grijs op de afbeelding is prachtig rood bij de man; zomer en winter vrij schaars; broedt in sparrenbos; worteltjesnest; roep hoog fluitend [pjuuu] [N 09 (1961)] III-4-1