e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
olifant elefant (du.): `eləfa.nt (Gemmenich), Karte 109.  Elefant (Gemmenich) Elefant. || Elefant: Elefant. III-3-2
onderlip onderste lip: der euneschte lép (Gemmenich) onderlip [N 10b (1961)] III-1-1
onkruid, algemeen onkruid: onkrūt (Gemmenich) De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.] I-5
onnozele-kinderendag onschuldige-kinderen: onsjeuldeje kenger (Gemmenich) Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)] III-3-2
ontbijt caf-drinken, het -: boeren  kafedreͅŋkə (Gemmenich) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 - 9 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
oog oog: owə (Gemmenich), t ow (Gemmenich) ogen [RND] || oog [N 10b (1961)] III-1-1
ooievaar stork: storch (Gemmenich) ooievaar (102 bij iedereen bekend; nu verdwenen uit Brabant, behalve uit het noord-westen [N 09 (1961)] III-4-1
oor oor: u.ərə (Gemmenich) oren [RND] III-1-1
oorlel oorlap: oerlape (Gemmenich) oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] III-1-1
op bedevaart gaan een bidweg doen: ⁄ne beetwèg dôê (Gemmenich) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3