33851 |
op hol slaan |
(het is) lopen:
lōpǝ (Q251p Gemmenich),
derdoor lopen:
dǝrdø̜rǝx lōpǝ (Q251p Gemmenich)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
22635 |
opgooien (tossen) add. |
toss (zn.):
tos (Q251p Gemmenich)
|
Tos: (Fussb.) Durch Hochwerfen eines Münzstücks entschiedene Seitenwahl.
III-3-2
|
21275 |
opmaken |
erop kloppen:
jɛ:lt trop tə klopə (Q251p Gemmenich)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opdraaien:
opdriǝnǝ (Q251p Gemmenich),
vlichten:
flitǝ (Q251p Gemmenich
[(vlechten)]
)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
34020 |
opstaan |
allez-hop:
alē hǫp (Q251p Gemmenich)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
17900 |
optillen |
opheven:
ophɛɛvə (Q251p Gemmenich)
|
optillen [RND]
III-1-2
|
34000 |
optuigen |
aanspannen:
āšpanǝ (Q251p Gemmenich)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
33763 |
oud, versleten paard |
krak:
krak (Q251p Gemmenich)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
20320 |
oude man |
oude man:
dər gōw awə mān es med ət pēət tørəch ən īs chəvalə eͅn egə wātər gəvalə (Q251p Gemmenich)
|
De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
silvesteravond:
Silvesteraovent (Q251p Gemmenich)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|