e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op hol slaan (het is) lopen: lōpǝ (Gemmenich), derdoor lopen: dǝrdø̜rǝx lōpǝ (Gemmenich) Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9
opgooien (tossen) add. toss (zn.): tos (Gemmenich) Tos: (Fussb.) Durch Hochwerfen eines Münzstücks entschiedene Seitenwahl. III-3-2
opmaken erop kloppen: jɛ:lt trop tə klopə (Gemmenich) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen opdraaien: opdriǝnǝ (Gemmenich), vlichten: flitǝ (Gemmenich  [(vlechten)]  ) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opstaan allez-hop: alē hǫp (Gemmenich) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
optillen opheven: ophɛɛvə (Gemmenich) optillen [RND] III-1-2
optuigen aanspannen: āšpanǝ (Gemmenich) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
oud, versleten paard krak: krak (Gemmenich) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude man: dər gōw awə mān es med ət pēət tørəch ən īs chəvalə eͅn egə wātər gəvalə (Gemmenich) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] III-3-1
oudejaarsavond silvesteravond: Silvesteraovent (Gemmenich) Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2