23172 |
piano |
klavier (du.):
Karte 244.
Klavier (Q251p Gemmenich),
Späls doo klaveer? Spääl mech ens e stökske op dii klaveer.
klavī:r (Q251p Gemmenich),
piano:
pi`ā:no (Q251p Gemmenich),
Karte 244.
pi`jāno} m. (Q251p Gemmenich)
|
Klaveer: 1. Klavier. || Klavier. || Piaano: Klavier.
III-3-2
|
22424 |
pijl |
pijl:
pfaj.l (Q251p Gemmenich)
|
Pfajl: Pfeil.
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
piŋ (Q251p Gemmenich)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
24225 |
pimpelmees |
pimpelmeesje:
pompelmeeske (Q251p Gemmenich)
|
pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24364 |
pissebed |
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
weͅl vēͅrəkə (Q251p Gemmenich)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kean (Q251p Gemmenich)
|
[RND 08]
I-7
|
19470 |
plafond |
plafond:
plafǫŋ (Q251p Gemmenich),
zolder:
zø̜ldǝr (Q251p Gemmenich)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
17912 |
plassen (met water) |
knoddelen:
knotele (Q251p Gemmenich)
|
knoeien met water, in t water plassen [klosse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtlēəpəl (Q251p Gemmenich)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (Q251p Gemmenich)
|
pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|