e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorste deel van het paard, tot achter de voorbenen voorhand: vø̜̄ǝrhant (Gemmenich) Het voorste gedeelte van het paard. Zie ook de lemmata ''middendeel van het paard'' (3.3.5) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [N 8, 11b] I-9
vooruit hop: hǫp (Gemmenich) Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.] I-10
vos, vospaard voes: vus (Gemmenich) Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j] I-9
vriend vriend: vrø:nt (Gemmenich) vriend [RND] III-3-1
vrijschop free kick (eng.): `friki (Gemmenich) Friki: Handspiel des Torwarts ausserhalb des Strafraums. III-3-2
vroegmis eerste mis: kleine klok  də østə mes (Gemmenich), vroegmis: tweede mis  vrø:mes (Gemmenich) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vrow (Gemmenich), vruw (Gemmenich, ... ) vrouw [RND], [RND], [ZND 04 (1924)] III-3-1
vrouw in het kaartspel dame: dam (Gemmenich) Dam1: Dame (beim Karten- und Damespiel). III-3-2
vrouwelijk varken zoom: zōu̯m (Gemmenich) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: mōr (Gemmenich) teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1