e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootte grootte: grûtte (Genk) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader grootvader: grōētvòjər (Genk) grootvader [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij geleg: gǝlɛ̄x (Genk), winning: węneŋ (Genk) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop peek: pèèk (Genk) grote hoeveelheid III-4-4
grote knikker dikke maai: dikke maaj? (Genk), schieter: xitər (Genk) Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] || knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] III-3-2
grote lijster klijster: klijster (Genk) grote lijster III-4-1
grote schoonmaak allerheiligen poets: Allerheiligen poets (Genk), grote poets: grote poets (Genk) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
grote trom grosse caisse (fr.): gros cais (Genk) een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] III-3-2
grote trom met bekkens djingel: djingel (Genk) een grote trom met bekkens [djingel] [N 112 (2006)] III-3-2
gruiskool gruiskolen: gruiskolen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Laura, Julia]) De benaming voor kolen kleiner dan 80 mm. De term "havadje" werd oorspronkelijk gebruikt voor stenen die voortkwamen uit het wegnemen van een steenriffel in een koollaag (zie het lemma Koolriffel), maar is tegenwoordig ook van toepassing op de gruiskool die door een onderzaagmachine wordt weggenomen (Vanwonterghem pag. 119). [monogr.; Vwo 321; Vwo 350; Vwo 357] II-5