e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koets (alg.) koets: koets (Genk), kuts (Genk, ... ) koets [ZND 28 (1938)], [ZND 36 (1941)] III-3-1
koets: sjees sjees (<fr.): Van Dale: sjees (&lt;Fr.), 1. licht, hoog tweewielig rijtuig, met kap.  sjees (Genk) koets [ZND 36 (1941)] III-3-1
koetsier koetsier: kutsiǝr (Genk) Persoon die op de bok van een rijtuig zit en de paarden ment. [N 101, 2; Wi 15, monogr] I-13
koewachter, veeknecht koeherd: kǫu̯hīǝrt (Genk), koewachter: kǫu̯waxtǝr (Genk) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koffie caf: xāt kaffi (Genk), koffie: bak koffei (Genk), jat koffie (Genk), jetche koffie (Genk), žat koͅfi (Genk), be: e van keffen  bekske koffie (Genk) kopje koffie [ZND 45 (1946)] III-2-3
koffie zetten opschudden: van koffie  opsjèdde (Genk) opgieten III-2-3
koffiedik caf-dik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  kaffīdĭk (Genk), dras: dras (Genk, ... ) koffiedik [DC 47 (1972)], [ZND 01u (1924)] III-2-3
koffiemolen koffiemolen: koͅfimiələ (Genk) koffiemolen III-2-1
koffiepot koffiepot: koͅfipoͅt (Genk) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koffievos, brandvos brandvoes: brant˲vū.s (Genk) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9