e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kopdorser kopdorser: kǫp˱dǫrsǝr (Genk) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
koperen mijnlamp benzinlamp: benzinlamp (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), koperen pot: koperen pot (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Maurits]) Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242] II-5
kophout kophout: kophout (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.] II-5
kopje bak: bak (Genk, ... ), bakje: bekskə (Genk, ... ), jatte (fr.): sjat (Genk), Xat (Genk, ... ), zjat (Genk, ... ), žat (Genk), jatte-tje: zjetsjə (Genk, ... ), zjetXə (Genk), tas: tas (Genk), tasje: kleine tas  teͅskə (Genk) kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)] || tas, kopje III-2-1
kopjeduikelen pompelepa schieten: Vgl. Goossens, J. (1969), Pómpelepa[af] sjiete. In: Heidebloemke XXVIII, pag. 33-36.  pómpelepaa(f) sjiette (Genk), pompelepaaf schieten: Vgl. Goossens, J. (1969), Pómpelepa[af] sjiete. In: Heidebloemke XXVIII, pag. 33-36.  pómpelepaa(f) sjiette (Genk) Kopje buitelen. III-3-2
kopnet kleed voor de nak: klē.t ˲vir dǝ nak (Genk) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppelen aaneenbrengen: aneen brenge (Genk), beteenbrengen: beteen brenge (Genk) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)] III-2-2
koppeling krok: krok (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Eisden]), trekhaak: trekhaak (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] II-5
koppenverband kopverband: kop˲vǝrbant (Genk) Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b] II-9
koppig (een) steendige: stɛ.ntegǝ (Genk), koppig: kèppig (Genk), kępex (Genk), ook materiaal znd 28, 31  koppig (Genk), koͅppich (Genk), köppeg (Genk), stenig: ¯ne stijnige steeniehzel  stijnig (Genk) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)] I-9, III-1-4