e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraaltjes pareltjes: pɛrlkəs (Genk) kraaltjes [RND] III-3-2
kraambed kinderbed: znd 1 a-m; znd 1u, 135  kennərbed (Genk, ... ) kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-2-2
kraan robinet: robinet (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vanne: vanne (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Lucht- of waterafsluiter. De "vanne" onderscheidt zich van de "robinet" door het feit dat zij met behulp van een cirkelvormig wieltje kan worden open- en dichtgedraaid. [Vwo 665; Vwo 812; N 95, 632] II-5
kraan van de metalen gierton kraan: krǭn (Genk) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekroan (Genk), krūnəkrōən (Genk), krūnəkrōͅnə (Genk) kraanvogel [ZND 01 (1922)] III-4-1
kraanzaag kraanzeeg: krǭnzē̜x (Genk) Houtzaag met een lengte van ongeveer 245 cm; het zaagblad is ongeveer 2 meter lang en is aan de onderzijde een weinig smaller dan aan de bovenkant. De bovenzijde van het blad loopt uit op een ca. 45 cm lang ijzer met een ring, waarin een houten handvat kan worden gestoken, dat dan haaks op het zaagblad staat. Het onderhandvat is een los deel. Het bestaat uit een houten blok met daarin een gleuf, waarin het zaagblad met behulp van een wig kan worden vastgeklemd. In het houten blok zijn twee stokken aangebracht die als handvat dienen. Zie ook afb. 9. [N 50, 34a; N 75, 116e; N I, 1 add.; monogr.] II-12
krabben schuren: šūrə (Genk) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] III-1-2
krabber krabber: krabber (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) Werktuig, bestaande uit een driehoekige plaat die loodrecht aan een steel is bevestigd. Met de krabber kunnen stenen en kolen bij elkaar geschraapt worden om op deze wijze het scheppen te vergemakkelijken. [N 95, 760 add.; monogr.] II-5
krabsel deegkorst: deegkorst (Genk) Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a] II-1
krachtig ferm: faerm (Genk) flink, ferm III-1-4