e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neus neus: nōs (Genk), tip: tip (Genk) Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] II-10, III-1-1
neus (spotnamen) snuit: lang snaut (Genk), lang snout (Genk), snoͅut (Genk) een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen tip: tip (Genk) Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)] III-1-3
neusgaten neuskotten: noskutər (Genk) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: reŋk (Genk) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusriem naasriem: nǭ.sri.m (Genk) Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a] I-10
neusvleugel neusvleugel: noāsvliegel (Genk), nosvligəl (Genk) neusvleugel [N 10b (1961)] || Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)] III-1-1
nevengesteente verwijderen de coupage maken: de coupage maken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.] II-5
nicht genichten: genichte (Genk), nicht: nicht (Genk) nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] || nichten (familie III-2-2
nier nier: nīr (Genk) nier [N 10 (1961)] III-1-1