e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooirug bult: bølt (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Doordat de koollagen hun oorspronkelijke horizontale ligging hebben verloren, krijgen ze een bepaalde helling. Plooiingen van de laag waarbij de samenhang niet is verbroken, worden zadel en kom genoemd (MBK I pag. 20). Verloopt de plooiing naar boven, dan spreekt men van een zadel of plooirug. [N 95, 841; monogr.] II-5
poesjenellenkelder poesjenellenkelder: poesjenellekeller (Genk) de ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje] [N 112 (2006)] III-3-2
pofbroek golfbroek: golfbroek (Genk), pofbroek: cfr. smókkelbrók.  pófbrók (Genk), smokkelbroek: smokkelbroek (Genk), cfr. pófbrók.  smókkelbrók (Genk) een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)] || pofbroek III-1-3
poffen oppoffen: oppufǝn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5
pokdalig pokken: pokken (Genk) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig, pokkelig). [N 107 (2001)] III-1-2
poken keuteren: keeteren (Genk), keuteren (Genk, ... ), kietere (Genk), kieteren (Genk), kiĕtərə (Genk), kiətərə (Genk), küətərə (Genk), oprakelen: oprōkələ (Genk), ragelen: roxələ (Genk), rakelen: rokələ (Genk) het vuur oprakelen || in de kachel poken [ZND 40 (1942)] || rakelen, koteren III-2-1
politie police (fr.): de palis het m gepakt (Genk) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
politieagent bode: ənə bōj. (Genk), garde (<fr.): gard (Genk), police (fr.): `n polis (Genk, ... ), ne pelis (Genk), nə polis (Genk), police. (Genk, ... ), pŏlìs (Genk) Hoe heet &lt;&lt; een politieagent &gt;&gt; ? [ZND 40 (1942)] || Politieagent. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pollepel potlepel: poͅtliəpəl (Genk, ... ), poͅtlīpəl (Genk) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pollepel [ZND 04 (1924)] III-2-1
pols pols: pols ? (Genk), poͅls (Genk) Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)] || pols [N 10b (1961)] III-1-1