e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rafelen rafelen: reéfele (Genk) Rafelen. Aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, reffelen, rieffelen, rufelen] [N 114 (2002)] III-1-3
ragebol spinnenborstel: spenəboͅrstəl (Genk) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rails rails (<eng.): rels (Genk), richels: reggels (Genk) rails [ZND 41 (1943)] III-3-1
rammelaar rammelaartje: rammeleerke (Genk) het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater] [N 112 (2006)] III-3-2
rammenas rammenas: ramənats (Genk) [ZND 41 (1943)] I-7
rangeerterrein rangeerterrein: rangeerterrein (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) Plaats waar de kolentreinen worden samengevoegd of gesplitst. [N 95, 23] II-5
rank paard luxe paard: leks pē̜.rt (Genk) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  garstig (Genk), sterk: De boehter ès staerk  staerk (Genk) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig III-2-3
rapen rapen: rǭ.pǝ (Genk) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Genk) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1