e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
reinigingsvlucht gaan schijten: gǭn šejtǝn (Genk), reinigingsvlucht: reinigingsvlucht (Genk) Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195] II-6
reiskoffer valies (<fr.): veliehs (Genk) valies III-3-1
reizen vervoeren: vervoeren (Genk) Vervoeren en verplaatsen van bijenvolken naar vruchtbare drachtgebieden zoals heide en koolzaadakkers. Wanneer men geen of geen goed drachtvelden in de buurt heeft, zal men de bijenvolken verhuizen naar de goede drachtvelden met kar, bijenwagen, vrachtwagen, hondskar of kruiwagen. Zowel korf- als kastimker reizen de bloemen achterna om de nodige honing te kunnen verzamelen. Het reisvaardig maken van de korven vereist minder werk dan dat van de meeste kasten. Maar het reizen moet met zorg gebeuren, bij voorkeur ''s nachts en met het vlieggat gesloten. [N 63, 103a; N 63, 103b; Ge 37, 167; monogr.] II-6
rekenen rekenen: rɛkənə (Genk) rekenen [ZND 41 (1943)] III-3-1
remschijftransporteur dubbele koersinstallatie: dubbele koersinstallatie (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.] II-5
rest in het glas klatsje: kletske (Genk), klɛtskəs (Genk) kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)] III-2-3
restant insecten vetworm: vètwèrm (Genk) vetwormpje III-4-2
restant vissen beet: bieht (Genk), goudvis: goodvès (Genk), remelen: reemele (Genk), snoek: snoĕk (Genk), snòk (Genk), zalm: zalm (Genk), zoalm (Genk) beet (bij vissen) || goudvis || paren v vissen || snoek [Willems (1885)] || zalm [N100 (1997)], [Willems (1885)] III-4-2
restant vogels jonge spreeuw: jong sprīēvv (Genk) jong van de spreeuw [ZND 43 (1943)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Genk), deem: dèm (Genk) das [Willems (1885)] || speen, tepel III-4-2