e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaven schaven: šǭvǝ (Genk) In het algemeen het hout bewerken met een schaaf. [N 53, 90; monogr.] II-12
schede van de koe vazel: vǭ.zǝl (Genk) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheel scheel (bn.): šēͅl (Genk) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheel zien scheel kijken: schêl kieke (Genk) Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op een zelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, scheel kijken, loensen) [N 108 (2001)] III-1-1
scheen scheen: šēn (Genk) De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheenbeschermer beenbeschermer: beenbeschermer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]) Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885] II-5
scheerapparaat scheermachine: schērmachine (Genk) Een electrisch scheerapparaat [scheermachine, scheerder] [N 114 (2002)] III-1-3
scheermes schaars: schars (Genk), sjoars (Genk), scheermes: schērmes (Genk), ə šēͅrmes (Genk), cfr. sjoars.  sjèèrmes (Genk) Een scheermesje. Een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 114 (2002)] || scheermes || Scheermes [ZND 06 (1924)] III-1-3
schei schei: šē (Genk), scheien: šē.ǝ (Genk) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schemeren van de ogen schemeren: mən oYə šimərə (Genk) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1