e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schemering, valavond de maan was aan het opkomen: Kan ook "mist"zijn; de informant geeft aan dat hij het niet zeker weet.  de mōō wass aont opkŏĕĕmĕ (Genk), valavond: valovend (Genk) Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)] III-4-4
schenkel schrankel: sjrankel (Genk), wordt samen met ander vlees van mindere kwaliteit en het bloed gemengd met boekweitmeel, verwerkt tot bloedworst  šra.ŋkəl (Genk) schenkel tussen hiel en ham van een varken || schenkel, gedeelte van de achterpoot van een varken tussen de ham en de voet [Goossens 1a (1955)] III-2-3
schenkel, formeel center: sɛntǝr (Genk), houten center: hǭtǝ sɛndǝr (Genk) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9
schenkkan bierkaraf: birkraf (Genk), waterkan: wōtərkan (Genk) karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schepkist duivelskist: dī.vǝlskist (Genk) De kist waarin de molenaar het schepmeel verzamelde. Het woordtype duivelskist was een schertsende benaming waarmee werd gesuggereerd dat de molenaar de inhoud van de kist op oneerlijke wijze had verkregen. [Jan 273; Coe 257; Grof 293; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-3
schepkorf vaatkaar: vǭtkǭr (Genk) Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.] II-6
scheppen scheppen: chèppe (Genk), scheppen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] ), šäppə (Genk) scheppen [ZND 25 (1937)] || Stenen of kolen met de schop laden. [N 95, 503; N 95, 501; N 95, 202; monogr.; Vwo 682; Vwo 768] II-5, III-1-2
scheren scheren: schēre (Genk), šēͅrə (Genk) scheren [inf.] [ZND 06 (1924)] || Zich scheren. De baardharen afscheren [scheren, raser, rasieren] [N 114 (2002)] III-1-3
scheren van de schapen scheren: šē̜rǝ (Genk) Zie afbeelding 6. [N 77, 46; monogr.] I-12
scherp kijken loeren: lūrə (Genk) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1