e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilmesje, aardappelmesje patattenmesje: pətatəmɛskə (Genk) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schimmel schimmel: šęmǝl (Genk) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: šimməl (Genk) schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schip schip: e schiejep twie schiejep (Genk), ein sjeep twie sjeepen (Genk), sjîêp (Genk), ši.ip (Genk), šīp, klē šīpkə (Genk) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)] III-3-1
schipper schipper: šipər (Genk) schipper [RND] III-3-1
schoen: algemeen schoen: sjoehn (Genk), šūən (Genk) een schoen [ZND 06 (1924)] || schoen III-1-3
schoenborstel schoenborstel: šoənboͅrstəl (Genk, ... ) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-1-3, III-2-1
schoenen poetsen blinken: bleŋkə (Genk, ... ), blinke (Genk) poetsen van schoenen zodat ze blinken || schoenen poetsen III-1-3, III-2-1
schoenlepel schoenaantrekker: schoenoantrekker (Genk) Schoenlepel, laarzenknecht. Hulpmiddel, uitgehold naar de vorm van de hiel, waarlangs deze gemakkelijk in de schoen glijdt, schoenhoorn [N 114 (2002)] III-1-3
schoenmaker schoenmaker: šunmę̄kǝr (Genk) In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10