e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
touwtjespringen koordjespringen: koortje sprenge (Genk), /  keerdsje sprènge (Genk), koordje sprenge (Genk), koortje sprɛengen (Genk), dit werd meer elk op zich gespeeld dan met 2 draaiers.  keersje sprènge (Genk) / [SND (2006)] || koord springen [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || touwtje springen [SND (2006)] III-3-2
traktatie van de bruidegom (kwansel) jonggezellenfeest: joengezelle feest (Genk) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] III-3-2
transport vervoer: vervoer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827] II-5
transportband, bandtransporteur meco: męko (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]) Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788] II-5
transporteurmotor moteurpantser: motø̄rpansǝr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) De motor van een kettingtransporteur. De opgaven "gustomotor" en "beienmotor" uit Q 21 duiden de motor van de transporteurs van respektievelijk de fabrieken Gusto en Beien aan. [N 95, 605b] II-5
trant gang: gang (Genk) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trap trap: trap (Genk, ... ) trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
trapleer trapledder: traplɛdǝr (Genk) Uitklapbare ladder met platte treden en steunende tweepoot. Aan de bovenzijde van de trapleer kan een platform zijn aangebracht. Zie ook het lemma "trapleer" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89; div.] II-11
trapleuning leun: lēn (Genk), lē̜ǝn (Genk) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
trapnaaimachine trapnaaimachine: trapnaaimachine (Genk) Naaimachine die men door trapbewegingen van de voet in beweging zet. [N 59, 17b] II-7