18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlèège (Q003p Genk)
|
bedeesd
III-1-4
|
28090 |
verleggen |
changeren:
šanžērǝ (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549]
II-5
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verliehze (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
verliezen (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
Verliezen. [Willems (1885)]
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
congé:
congé (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
een dagje congé:
ǝn daxskǝ kǫnžē (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei]),
een dagje vrij:
ǝn daxskǝ vręj (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
34165 |
verlopen |
verlopen:
vǝrlōpǝ (Q003p Genk)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
18853 |
vermoeden |
presumeren:
preezemeere (Q003p Genk)
|
vermoeden, veronderstellen
III-1-4
|
27965 |
verschuiven |
achteruitrippen:
achteruitrippen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vǫrsǝ kǫu̯ (Q003p Genk)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
mei zetten:
de mee zette (Q003p Genk),
versieren:
versĭeren (Q003p Genk)
|
met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] || Versieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
siersel:
siersel (Q003p Genk)
|
Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)]
III-1-3
|