e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolletjes stuifmeel klompjes: klempkǝs (Genk) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bolrijs gaantijd: gø̜̄ntęjt (Genk) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bolster van de okkernoot dolster: dolster (Genk), groen: grien (Genk), notenschaal: noeutenschaol (Genk) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bolster van een noot sloester: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  slooster (Genk) loze noot [ZND 30 (1939)] III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: iene pèls (Genk), ne pels (Genk), nəm pEls (Genk), pels (Genk, ... ), pèls (Genk), ənə peͅls (Genk) pels || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bont ɛm blōw gəslaogə (Genk), groen en blauw houwen: green en bloo gehauwt (Genk), green en bloo gehut (Genk), groen en blauw slaan: grien en bloo gesloagen (Genk), half kreupel slaan: hauwf kruəpəl gəsluən (Genk), scheef en scheel houwen: šeͅif ən šēͅl gəhauwt (Genk), zwart en blauw slaan: zwat en blo geslagen (Genk) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwartkǫp (Genk) [N 3A, 128] I-11
boog boog: bo.g (Genk), boog (Genk, ... ), bōōgg (Genk), ene boohch (Genk), center: sɛndǝr (Genk) 1. AN Boog. || boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. [Willems (1885)] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] II-9, III-3-2
boogkorf huifkaar: howfkǭr (Genk) Langwerpige korf maar boogvormig aan de bovenzijde in de vorm van een broodtrommel, van stro gemaakt en met riet genaaid. De boogkorf is een tussenvorm tussen de oude, ronde strokorf en de moderne bijenkast. Een typisch voorbeeld van een boogkorf is de Gravenhorster boogkorf, die van stro over een mal gevlochten wordt en al naar gelang de grootte 9, 12 of 16 boograampjes bevat, welke in de kop van de korf door een zaag op de juiste afstand worden gehouden en van onderen met oognagels in de korfwand worden vastgezet (De Roever, pag. 170-171). De ramen zijn beweegbare, houten kaders die men naar believen uit de korf kan nemen of terugplaatsen. Een nadeel is dat, wanneer de vlechter niet al te minutieus heeft gewerkt of wanneer de korf door zijn gewicht gaat doorzakken, de raampjes niet meer uitneembaar zijn. Het principe van de Gravenhorster boogkorf is, dat hij is ontstaan door de combinatie van het goedkope materiaal stro en de voordelen van de losse bouw, namelijk ramen. [N 63, 3d; N 63, 2b; N 63, 3c] II-6
boogschuttersgilde schutten (mv.): Algemeen.  de schutte (Genk), schutterij: sjètterij (Genk) een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] || Schutterij. III-3-2