e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopdekentje doopdekje: dŭbdīəkskə (Genk) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleedje: dŭpkle.tšə (Genk), doopmantel: dupma͂.nteḷ (Genk) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopvont doopvont: doepvont (Genk), dupfű.nt (Genk) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01u (1924)] III-3-3
doordeweekse kleren gewone kleren: gəwun klēr (Genk) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3
doorgang passage: passage (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Nadat de kerf door twee naburige houwers is ontkoold en er een kophout is geplaatst, maakt men een doorgang van circa vijftig centimeter evenwijdig aan het front, waarna men de overige kool uit het stuk verwijdert. Deze doorgang wordt op regelmatige afstanden ondersteund door verdere kophouten. Zie ook de lemmata Inkerven, Kerf en Erlangs Werken. [monogr.; N 95, 182; N 95, 477] II-5
doorgestikte naad afgestikte naad: afgestikte naad (Genk) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorgroeide, aangebrande kool vastgebrande kool: vastgebrande kool (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Laura, Julia]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5
doorjager doorjager: dū.ǝrjē̜gǝr (Genk) Varken dat wel veel eet maar niet vet wil worden. [JG 1a] I-12
doorn, stekel doorn: doehn, (Genk), doere (Genk), doorn (mv.): di:en (Genk), diehn, mv. (Genk), doornen: dūə.rə (Genk) doorn [Goossens 1b (1960)] || doornen [RND] III-4-3
doornappel moerpekruid: ook wel: doornappel [JK: mol  moerpekroud (Genk) mollekruid III-4-3