e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dragen dragen: draoge (Genk), dro-ge (Genk), drōāgen (Genk), drâôge (Genk) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
draven draven: drǭvǝ (Genk) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: drift (Genk) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1
dresseren dresseren: dresseren (Genk) Het richten van panden en naden of het modelpersen. Men geeft hierdoor aan verschillende onderdelen vóór het in elkaar zetten de vorm die deze voor een goede val of zit nodig hebben (Gerritse, pag. 53). [N 59, 81b; N 59, 81a] II-7
drevelen, deuvelen oppinnen: ǫppenǝ (Genk) Twee houten delen, bijvoorbeeld van een verstek, door middel van drevels met elkaar verbinden. Zie ook het lemma ɛdrevelɛ, ɛdeuvelɛ.' [monogr.] II-12
driehoek driehoek: driehoek (Genk) Een houten teken- en meetinstrument in de vorm van een uitgesneden driehoek met ofwel één hoek van 90o, één van 60o en één van 30o, ofwel één hoek van 90o en twee van 45o. Het is bij voorkeur gemaakt van een houtsoort die niet trekt of splintert (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 3. [N 59, 3a; N 59, 3c] II-7
driehoekige eg driehoekige [eg]: dręi̯hokegǝ [eg] (Genk) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driekleurig viooltje fletje: flètsje (Genk) viooltje III-4-3
drieklezoor drie-/drijkwart(s)steen: drejkwartstēn (Genk) Driekwart deel van een metselsteen. De term drieklezoor kan volgens Coopman (pag. 34) ook worden gebruikt voor een stuk metselsteen dat de volle breedte maar slechts de helft van de lengte heeft. De drieklezoor wordt daarom ook wel halve steen genoemd. [N 31, 19b; monogr.] II-8
driekoningen driekoningen: Dreikönige (Genk) de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)] III-3-2