32773 |
egtanden |
tanden:
tān (Q003p Genk
[(sg ta.nt)]
)
|
Oude houten eggen hadden houten tanden. Ze waren schuin in het raam aangebracht, meestal in de hoofdbalken. Bij de driehoekige eg wezen ze in de richting van het verbindingspunt van de beide hoofdbalken. Bij een vierhoekige eg stonden de tanden naar één van de hoeken gericht. Een houten eg die als onkruideg gebruikt werd, was vaak van ijzeren tanden voorzien. Een ijzeren eg heeft steeds ijzeren tanden. In dit lemma zijn achter de (meervoudige) varianten of achter de plaatsnummers ook opgaven in de enkelvoudsvorm vermeld. [JG 1a + 1b; N 11, 68; N 11A, 155d + e; monogr.]
I-2
|
32774 |
egtanden vervangen |
nieuwe tanden derin slaan:
nǫu̯ tān tǝrę.n slūǝn (Q003p Genk)
|
Afgebroken of afgesleten tanden van een houten eg door nieuwe vervangen. [JG 1a; monogr.]
I-2
|
34533 |
ei van een jonge kip |
puleitje:
pęlēkǝ (Q003p Genk)
|
[Gwn add.; monogr.]
I-12
|
34536 |
ei zonder schaal |
schaals ei:
šǭlǝzē. (Q003p Genk)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
20526 |
eierkoek |
eierenkoek:
ērəkok (Q003p Genk)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
21008 |
eierpannenkoek |
eierkoek:
eerkoek (Q003p Genk),
gewone pannekoek
eierkōk (Q003p Genk),
koek uit geklutste eieren
eerkoek (Q003p Genk)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
22738 |
eiertikken |
eieren knotsen:
eër knotze (Q003p Genk)
|
het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
dat is van mich:
das allemoal van mich (Q003p Genk)
|
Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
27519 |
eigennamen van de mijnen |
andré dumont:
andré dumont (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder]),
de mijn van waterschei, winterslag:
de mijn van waterschei, winterslag (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden, Zwartberg]),
evence coppée:
evence coppée (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
In dit lemma komen de namen van mijnen aan de orde. Er zijn twee hoofdgroepen van mijnen t.w. de Nederlands Limburgse groep en de Belgisch Limburgse. Binnen de Nederlandse groep maakt men onderscheid in Staatsmijnen en particuliere mijnen. Wilhelminat de naamgeving betreft valt op dat de Nederlands-Limburgse mijnen eigennamen hebben zoals namen van leden van het Vorstenhuis Oranje, terwijl de Belgisch-Limburgse mijnen voornamelijk aangeduid worden met de naam van de plaats waar een bepaalde mijn ligt. Volgens de informant van Q 113 werd de Staatsmijn Hendrik door Schinvelders "onze kuil" genoemd. De Lauraen Julia werden ook met de term de "Eygelser kuilen" aangeduid. Het woordtype "Evence Coppée" verwijst naar een van de grondleggers van de Kempense mijnindustrie. Bovendien bestond er een Holding Group met die naam. Met "Limburg-Maas" duidt men ook wel de mijn te Eisden aan. De naam is een verwijzing naar de maatschappij die de mijn exploiteerde: S.A. des Charbonnages de Limbourg-Meuse. Alle eigennamen in het woordtype worden voor de uniformiteit met een kleine letter in plaats van een hoofdletter geschreven. [N 95, 2; monogr.]
II-5
|
19329 |
eigenwijs |
eigenwijs:
eegəweis (Q003p Genk),
eigenzinnig:
eegezinnig (Q003p Genk)
|
eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] || eigenzinnig
III-1-4
|