33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
net:
nęt (Q003p Genk)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
20182 |
geboren worden |
geboren:
geboere (Q003p Genk)
|
geboren
III-2-2
|
19725 |
gebouw |
bouw:
bō (Q003p Genk),
gebouw:
gəbō (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk)
|
bouwwerk, gebouw || een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] || gebouw, bouwwerk
III-2-1
|
18620 |
gebreide wollen muts |
wollen muts:
wələmets (Q003p Genk)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18144 |
gebrekkig |
mankementig:
ne makkementige mins (Q003p Genk)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18145 |
gebrekkig persoon |
mankementige mens:
ne makkementige mins (Q003p Genk)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
de ui gaat naat ei
gebruik (Q003p Genk),
gewente:
Dat ès niks as n kooi gewènte.
gewènte (Q003p Genk),
gewoonte:
u of oe?
gewunte (Q003p Genk)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gewoonte.
III-3-2
|
28106 |
gedeeltelijk opvullen |
onvoldoende stape maken:
onvoldoende stape maken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Julia]),
valse stape maken:
valse stape maken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.]
II-5
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
heͅ eͅs gedīnsteg (Q003p Genk)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
17546 |
gedrongen postuur |
gestuikt:
he es gəstoͅukt (Q003p Genk)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|