28085 |
hefboom van de stijlentrekker |
levier:
levier (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De hefboom waarmee het huis van een stijlentrekker langs de tandheugel kan worden bewogen. [N 95, 593]
II-5
|
24168 |
heggenmus |
heggenschijter:
heggeschijter (Q003p Genk)
|
heggemus
III-4-1
|
19758 |
heggenschaar |
tuinschaar:
toͅu̯nšīr (Q003p Genk)
|
haagschaar
III-2-1
|
19539 |
heibezem |
bezem:
bɛsəm (Q003p Genk)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30063 |
heien |
pilasters slaan:
pīlastǝrs slãn (Q003p Genk)
|
Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.]
II-9
|
23268 |
heilige, zalige |
heilige:
nə hijlege (Q003p Genk)
|
Heilige. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19174 |
heimelijk |
heimelijk:
heemelik (Q003p Genk),
hiemelik (Q003p Genk)
|
heimelijk, geniepig
III-1-4
|
19044 |
heimwee |
niet wennen kunnen:
kaan nĭĕ wénnə (Q003p Genk)
|
heimwee (hebben als iemand ergens niet kan wennen en erg naar huis verlangt, zegt men: Hij heeft (veel/erg/zon) .... [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
30064 |
heipalen |
betonnen palen:
bǝtonǝn pōlǝ (Q003p Genk),
betonnen pilasters:
bǝtonǝn pǝlāstǝrs (Q003p Genk)
|
De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a]
II-9
|
33724 |
heizeis |
heizeisse:
hē.zē.sǝ (Q003p Genk),
lapzeisse:
lapsē.sǝ (Q003p Genk)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|