e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kibbelen stechelen: stɛchələn (Genk) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kiel kegel: kiegel (Genk), kiehgel (Genk), kigel (Genk), kiel: kiel (Genk), kieltje: kielke (Genk) kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] || kiel (kledingstuk) III-1-3
kiembakje kiembakje: kimbɛkskǝ (Genk) Enige tijd voor het planten, van één tot twee maanden, in februari of maart dus, worden de pootaardappelen uit de kelder gehaald en in een kiembak op een warme zolder gezet. De aardappelen zullen dan gaan uitbotten, scheuten krijgen. Hier bewaart men ze tot de eigenlijke poottijd in mei. [JG 1a] I-5
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen botten: %%(alleen gezegd van aardappelen)%%  bǫtǝ (Genk), kiemen: kimǝ (Genk), schieten: šītǝ (Genk) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: B.v. ich hem kien, ché mer out en betaolt!.  kiĕn (Genk) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kienen kienen: kienne (Genk), kiĕnen (Genk) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] III-3-2
kies dikke tand: den dikken tand (Genk), ənə deͅkkə tant (Genk), dobbele tand: nen dobbelen tand (Genk) een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] III-1-1
kieskauwen keveren: kiehvere (Genk) langzaam en met tegenzin en weinig eten III-2-3
kieskauwer keveraar: kiehveraer (Genk), verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  kēvereͅrə (Genk), keverkont: kiehverkont (Genk), pritser: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  pritsər (Genk) hij of zij die langzaam en met tegenzin en weinig eet || kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3
kieskauwerig vies: verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)  vies (Genk) kieskeurig [ZND 27 (1938)] III-2-3