33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (Q003p Genk)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28230 |
koperen mijnlamp |
benzinlamp:
benzinlamp (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits]),
koperen pot:
koperen pot (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Emma, Maurits])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|
27922 |
kophout |
kophout:
kophout (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.]
II-5
|
19582 |
kopje |
bak:
bak (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
bakje:
bekskə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
jatte (fr.):
sjat (Q003p Genk),
Xat (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
zjat (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk,
Q003p Genk),
žat (Q003p Genk),
jatte-tje:
zjetsjə (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
zjetXə (Q003p Genk),
tas:
tas (Q003p Genk),
tasje:
kleine tas
teͅskə (Q003p Genk)
|
kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)] || tas, kopje
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
pompelepa schieten:
Vgl. Goossens, J. (1969), Pómpelepa[af] sjiete. In: Heidebloemke XXVIII, pag. 33-36.
pómpelepaa(f) sjiette (Q003p Genk),
pompelepaaf schieten:
Vgl. Goossens, J. (1969), Pómpelepa[af] sjiete. In: Heidebloemke XXVIII, pag. 33-36.
pómpelepaa(f) sjiette (Q003p Genk)
|
Kopje buitelen.
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kleed voor de nak:
klē.t ˲vir dǝ nak (Q003p Genk)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
20368 |
koppelen |
aaneenbrengen:
aneen brenge (Q003p Genk),
beteenbrengen:
beteen brenge (Q003p Genk)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
27403 |
koppeling |
krok:
krok (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden]),
trekhaak:
trekhaak (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454]
II-5
|
30133 |
koppenverband |
kopverband:
kop˲vǝrbant (Q003p Genk)
|
Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b]
II-9
|
19325 |
koppig |
(een) steendige:
stɛ.ntegǝ (Q003p Genk),
koppig:
kèppig (Q003p Genk),
kępex (Q003p Genk),
ook materiaal znd 28, 31
koppig (Q003p Genk),
koͅppich (Q003p Genk),
köppeg (Q003p Genk),
stenig:
¯ne stijnige steeniehzel
stijnig (Q003p Genk)
|
[JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [ZND 01 (1922)]
I-9, III-1-4
|