e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kromme lat kromme: kromme (Genk) Een gebogen lat die men gebruikt bij het tekenen en uitmeten van het patroon. Deze moet zo gebogen zijn dat daarlangs kanten van schoot en revers gemakkelijk getrokken worden. De lat is bij voorkeur gemaakt van een niet splinterende houtsoort (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 4. [N 59, 3b] II-7
krommen, ombuigen krom maken: kroem moaken (Genk), ombuigen: ombeege (Genk) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2
kroonlijst sierlaag: sīrlōf (Genk) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kruid (alg.) kruid: kroud (Genk) kruid III-4-3
kruiden, specerijen specerij: speeserij (Genk) specerij III-2-3
kruidenpannenkoek kruidkoek: kruidkoek  krytkōk (Genk) pannenkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
kruien kruien: krōi̯ǝn (Genk), varen: vǭrǝn (Genk) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krauk (Genk), tuit: teet (Genk) kruik [ZND 29 (1938)] III-2-1
kruim binnenste, het -: benneste (Genk), brok: brok (Genk) kruim [ZND 29 (1938)] III-2-3
kruimel broodkruimel: broadkrūməl (Genk), greumel: griehmel (Genk), griemelen: griehmele (Genk), kruimel: ook greihmel  kriehmel (Genk), kruimeltje: kriemelke broewd (Genk) kruimel || kruimel brood [ZND 36 (1941)] || kruimelen III-2-3