33384 |
latierboom |
box (e.):
boks (Q003p Genk)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
24990 |
lauw |
lauw:
law wooter (Q003p Genk),
law wotər (Q003p Genk),
loo waoter (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouderdom:
aërdòm (Q003p Genk),
ààərdom (Q003p Genk)
|
ouderdom [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lie-eg (Q003p Genk),
uit (pint):
mijn glāōs is out (Q003p Genk)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18920 |
leegloper |
leegloper:
ook materiaal znd 30, 4
leeglooper (Q003p Genk),
liëeglooper (Q003p Genk)
|
leegloper [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30186 |
leemspecie |
leem:
lēm (Q003p Genk),
leemmortel:
lēmmortǝl (Q003p Genk)
|
Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.]
II-9
|
27706 |
leesjongen |
trieerder:
triērdǝr (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Jongen die bovengronds de stenen raapt uit via een transportband aangevoerde kolen. De afkorting O.V.S. uit de opgave "o.v.s.-er" (L 433, Q 121c) staat voor Ondergrondse Vakschool. [N 95, 155; monogr.]
II-5
|
30861 |
leest |
leest:
līst (Q003p Genk)
|
De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.]
II-10
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
liew (Q003p Genk),
lièëw (Q003p Genk),
ne liie(w) (Q003p Genk)
|
leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20110 |
leeuwenbek |
kwakertje:
-
kwakərkəs (Q003p Genk),
schaapsmuil:
-
schaopsmaul (Q003p Genk),
schoapsmoul (Q003p Genk)
|
grote leeuwebek [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|