e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
latierboom box (e.): boks (Genk) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lauw lauw: law wooter (Genk), law wotər (Genk), loo waoter (Genk, ... ) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeftijd, ouderdom ouderdom: aërdòm (Genk), ààərdom (Genk) ouderdom [ZND 05 (1924)] III-2-2
leeg, niets bevattend leeg: lie-eg (Genk), uit (pint): mijn glāōs is out (Genk) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  leeglooper (Genk), liëeglooper (Genk) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leemspecie leem: lēm (Genk), leemmortel: lēmmortǝl (Genk) Het mengsel van leem, koemest, strohaksel en in een aantal plaatsen ook varkens-, paarde-, of mensenhaar, waarmee het vlechtwerk wordt dichtgepleisterd. Zie voor het woorddeel 'kleen-' in het woordtype 'kleenleem' (Q 18) ook het lemma 'Bepleisteren'. [N 4A, 53c; N 31, 45c; div.] II-9
leesjongen trieerder: triērdǝr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]) Jongen die bovengronds de stenen raapt uit via een transportband aangevoerde kolen. De afkorting O.V.S. uit de opgave "o.v.s.-er" (L 433, Q 121c) staat voor Ondergrondse Vakschool. [N 95, 155; monogr.] II-5
leest leest: līst (Genk) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: liew (Genk), lièëw (Genk), ne liie(w) (Genk) leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [Willems (1885)] III-3-2
leeuwenbek kwakertje: -  kwakərkəs (Genk), schaapsmuil: -  schaopsmaul (Genk), schoapsmoul (Genk) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3