33883 |
leewater |
leewater:
lēwǭ.tǝr (Q003p Genk)
|
Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.]
I-9
|
28291 |
lege wagen |
lege wagen:
lege wagen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
[N 95, 673a; monogr.]
II-5
|
17815 |
leggen |
leggen:
laĕggen (Q003p Genk)
|
leggen [ZND m]
III-1-2
|
28498 |
leggende werkbij |
leggende werkbij:
leggende werkbij (Q003p Genk)
|
Een werkbij die eieren legt. Bij moerloosheid kunnen ook werkbijen optreden als eierenlegster. Maar zij doen dit leggen niet zo goed als de moer. De eieren zijn echter onbevrucht, omdat de werkbij geen darrenzaad heeft ontvangen. Uit de eieren komen alleen darren. Eieren van leggende werkbijen vindt men altijd aan de rand van een cel. Een koningin legt in het midden van de cel. Zie voor de fonetische documentatie van (werkbij) het lemma Werkbij en van (bij) het lemma Bij. [N 63, 62a]
II-6
|
29060 |
legger |
lig:
lex (Q003p Genk),
omval:
omval (Q003p Genk)
|
Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] || Het liggend deel van een omvallende kraag. [N 59, 123b]
I-9, II-7
|
33409 |
legnest |
nest:
nęst (Q003p Genk)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|
21553 |
lei |
lei:
een lei (Q003p Genk),
een leij (Q003p Genk)
|
Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
34147 |
leiden |
leiden:
lē.ǝ (Q003p Genk)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30530 |
leien dak |
leien dak:
lɛjǝn dǭk (Q003p Genk)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|
28251 |
leischoenen |
schoenen van de kas:
schoenen van de kas (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits]),
sloef van de kas:
sloef van de kas (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder])
|
Geleidingsschoenen van de schachtkooi die met enige speling om de geleidingsbomen van de schacht sluiten. [N 95, 97; monogr.]
II-5
|