33097 |
nascharren, naoogsten |
opscharren:
ǫpšā.rǝ (Q003p Genk),
scharren:
šā.rǝ (Q003p Genk)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
biǝk (Q003p Genk)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
moellon:
mǝlon (Q003p Genk),
moellonsteen:
mǝlonstēn (Q003p Genk)
|
In de natuur aangetroffen steen die al dan niet met gereedschappen bewerkt is. In het eerste geval spreekt men van breuksteen, in het tweede van gehouwen steen. Tot de natuursteen worden onder meer kalksteen of hardsteen, graniet, zandsteen en tufsteen gerekend. De natuursteen staat in tegenstelling tot de kunststeen, die uit verschillende grondstoffen vervaardigd wordt. Zie ook de lemmata 'Hardsteen' en 'Zandsteen'. [N 30, 55c; N 30, 55g; N 30, 56; N 31, 31a; monogr.]
II-9
|
28582 |
nauwelijks stekende bijen |
zachte bijen:
(enk)
zōxtǝ bęj (Q003p Genk)
|
Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.]
II-6
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correct:
secuur onbekend
héjs nògàl krék ə bàlləs (mar.?) (Q003p Genk)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
17766 |
navel |
navel:
nōvəl (Q003p Genk)
|
Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
20282 |
navelbandje |
navelbandje:
nōvəlbenšə (Q003p Genk)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
33015 |
nazaaien, bijzaaien |
bijzaaien:
bęi̯.zɛ̄ǝ (Q003p Genk)
|
Als het gewas slecht opkomt -dit gebeurt met zaad van slechte kwaliteit of bij grote vochtigheid-, moet er worden nagezaaid. [JG 1a; monogr.]
I-4
|
20361 |
neef |
geneven:
genèève (Q003p Genk),
neef:
neef (Q003p Genk),
nèèf (Q003p Genk)
|
neef [ZND 11 (1925)] || neven (familie)
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
luizenkop:
loͅu̯zəkoͅp (Q003p Genk),
neet:
nieht (Q003p Genk)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|