17608 |
neus |
neus:
nōs (Q003p Genk),
tip:
tip (Q003p Genk)
|
Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)]
II-10, III-1-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
snuit:
lang snaut (Q003p Genk),
lang snout (Q003p Genk),
snoͅut (Q003p Genk)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tip (Q003p Genk)
|
Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
17614 |
neusgaten |
neuskotten:
noskutər (Q003p Genk)
|
neus: neusgaten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (Q003p Genk)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
33930 |
neusriem |
naasriem:
nǭ.sri.m (Q003p Genk)
|
Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a]
I-10
|
17613 |
neusvleugel |
neusvleugel:
noāsvliegel (Q003p Genk),
nosvligəl (Q003p Genk)
|
neusvleugel [N 10b (1961)] || Neusvleugel: beweeglijke buitenwand van een neusgat (neusvleugel, neusvleuger) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
27826 |
nevengesteente verwijderen |
de coupage maken:
de coupage maken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.]
II-5
|
20482 |
nicht |
genichten:
genichte (Q003p Genk),
nicht:
nicht (Q003p Genk)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] || nichten (familie
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
nīr (Q003p Genk)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|