34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
drēsǝ (Q003p Genk)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
weer willig:
wīr wilǝx (Q003p Genk)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mentex (Q003p Genk),
mentǝx (Q003p Genk)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
schuurdeur:
šīrdīǝr (Q003p Genk)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
29100 |
niet glad hangen |
lobberen:
løbǝrǝ (Q003p Genk)
|
Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104]
II-7
|
30331 |
niet haaks |
uit de haak:
ǫwt ˲dǝn hok (Q003p Genk)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|
32721 |
niet of niet goed voren |
het mest zet zich omhoog:
hǝt męst ˲zet ˲zex˱ ǝmūx (Q003p Genk),
stropen:
strē.pǝ (Q003p Genk)
|
Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.]
I-1
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
da passt nie (Q003p Genk)
|
Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
nòujōr (Q003p Genk)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nousjierig (Q003p Genk),
nouwsjierig (Q003p Genk)
|
nieuwsgierig
III-1-4
|