30471 |
pannen hangen |
provisoir leggen:
prōvizwār lɛgǝ (Q003p Genk)
|
De dakpannen voorlopig leggen om het gebouw zo vlug mogelijk waterdicht te maken. Dit werk volgens de invuller uit L 210 vaak door de huiseigenaar zelf gedaan. Later werden de pannen door een dakdekker op de goede plaats gelegd. Hij haalde daartoe aan een zijkant van het dak drie rijen voorlopig gelegde pannen af. Vervolgens werden twee rijen definitief gelegd. De derde rij gebruikte hij steeds om te staan. [N 32, 47a]
II-9
|
30477 |
pannen poppen |
poppen:
popǝ (Q003p Genk)
|
De voegen tussen dakpannen met behulp van stropoppen afdichten. Het woordtype 'poppen' werd in L 210 en omgeving ook gebruikt voor ø̄het fabriceren van bosjes stro voor het dekken van oude dakenø̄. [monogr.; N 32, 44d]
II-9
|
30475 |
pannen voegen |
het dak dichtmaken:
ǝt ˲dǭk˱ dexmǭkǝ (Q003p Genk)
|
De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
bloemkoek:
bloomkook (Q003p Genk),
koekenbak:
simpele eierkoek
kukəbak (Q003p Genk),
pannenkoek:
pannekoek (Q003p Genk),
pannekuk (Q003p Genk),
pannenkoek (Q003p Genk)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
besloag (Q003p Genk)
|
deeg voor pannenkoek
III-2-3
|
19443 |
pannenlap |
pannenlap:
panəlap (Q003p Genk)
|
lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30473 |
pannentang |
trektang:
trɛktaŋ (Q003p Genk)
|
Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.]
II-9
|
18295 |
pantoffel |
slof:
ne slof (Q003p Genk),
sloef (Q003p Genk),
slof (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
sloffen (Q003p Genk),
slóf (Q003p Genk),
ənə slof (Q003p Genk),
’n sloof (Q003p Genk),
gesloten o
slofə (Q003p Genk),
slofje:
kleine zomerpantoffels
slifkes (Q003p Genk)
|
pantoffel [ZND 40 (1942)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] || slof || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21126 |
papier |
papier:
pepīr (Q003p Genk)
|
papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
een paraplu (Q003p Genk),
eͅx heͅm mənə parəply(3)̄ eͅn də stōšē lotə st‧uən (Q003p Genk),
i chem minĕ perblie en de staotie lŏte stŏeĕn (Q003p Genk),
ix hɛ̝p mənə paraply ɛ̝ndə sto.si lo̝tə stu.ən (Q003p Genk),
nən parapliə (Q003p Genk),
paralu (Q003p Genk),
paraplu (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
ənə peͅrbli (Q003p Genk),
Fr. parapluie.
perblie (Q003p Genk)
|
paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] || regenscherm
III-1-3
|