21415 |
pennenhouder |
pennenschacht:
penneschach (Q003p Genk),
penneschacht (Q003p Genk),
pennenstok:
pennestok (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
27631 |
penningen afroepen |
nummers aflezen:
nummers aflezen (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
De penningnummers afroepen bij het uitgeven van de penningen. Zie voor de fonetische dokumentatie van het woord (marken) het lemma Controlepenning. [N 95, 48]
II-5
|
27633 |
penningencontroleur, penningenontvanger |
controleur personnel:
controleur personnel (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei]),
médailleur:
médailleur (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De man die de penningen innam voor controle. [N 95, 47; N 95, 44; N 95, 125; monogr.]
II-5
|
27626 |
penningenlokaal |
médaillerie:
médaillerie (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.]
II-5
|
34103 |
pens |
potenzak:
pau̯tǝzak (Q003p Genk)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
33717 |
penwortel van een den |
hartwortel:
hartwǫrtǝl (Q003p Genk)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
20842 |
peper |
peper:
pèèper (Q003p Genk)
|
peper
III-2-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
eisheiligen (Q003p Genk)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
persen:
persen (Q003p Genk),
strijken:
strijken (Q003p Genk)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.]
I-11, II-7
|
28656 |
pershoning |
doorgedane honing:
dūǝ.rgǝdūǝ.nǝn hūǝ.neŋ (Q003p Genk),
geperste honing:
gǝpɛrstǝn huǝneŋ (Q003p Genk)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|