19957 |
poort |
poort:
pūǝ.rt (Q003p Genk)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
27680 |
poortwachtershuis |
gardekot:
gardekot (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 40]
II-5
|
24904 |
poosje, tijd |
riffeltje:
vklw. van róffel.
riffelke (Q003p Genk),
roffel:
vklw. riffelke. ""ne róffel slóppe".
róffel (Q003p Genk)
|
poosje, tijd
III-4-4
|
33796 |
poot |
poot:
pū.t (Q003p Genk
[(mv pī)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34019 |
poot omhoog |
poot-op:
put˱ ǫp (Q003p Genk)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
krügers:
krügers (Q003p Genk),
muizen:
muizen (Q003p Genk),
plantaardappelen:
plãnt[aardappelen] (Q003p Genk),
plantgoed:
pla.nt˲gut (Q003p Genk)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
em poop (Q003p Genk),
poep (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
poop (Q003p Genk),
pop (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
póp (Q003p Genk),
/
pop (Q003p Genk),
kort
pop (Q003p Genk)
|
/ [SND (2006)] || 1. AN Pop. || Een pop. [ZND 40 (1942)] || pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
pòp (Q003p Genk)
|
vogel, vrouwtje
III-4-1
|
22660 |
poppenspel |
poesjenellen:
poesjenelle (Q003p Genk)
|
de voorstelling waarin de rollen niet gespeeld worden door mensen maar door marionetten [poesjenellespel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30120 |
porringdraad |
fijn koordje:
fęjn kērtjǝ (Q003p Genk)
|
De draad waarmee de boog wordt afgetekend. Eén uiteinde van de draad wordt vastgehecht in het porringpunt, met het andere wordt de boog bepaald. Uit de woordtypen 'metselkoord' (L 292), 'metskoord' (Q 83), 'metsdraad' (L 360) en 'metseltouw' (L 432, Q 111) blijkt dat ook het 'metselkoord' als porringdraad werd gebruikt. In L 414 werd het aftekenen met behulp van een 'klokpasser' ('klǫkpasǝr') gedaan. [N 32, 17f]
II-9
|