23279 |
purper |
mauve (fr.):
maof (Q003p Genk),
mauf (Q003p Genk),
paars:
paars (Q003p Genk)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
30086 |
put |
slag:
slāx (Q003p Genk)
|
Terugwijkend gedeelte van het metselwerk van een muur. [N 31, 47a]
II-9
|
33624 |
putgalg |
vork:
vørk (Q003p Genk),
vɛrk (Q003p Genk, ...
Q003p Genk)
|
[ZND 32 (1939)] [ZND m]
I-7
|
33623 |
putzwengel |
putwip:
pøtwep (Q003p Genk),
pɛtwep (Q003p Genk),
sikse:
seksi (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
zwik:
zwek (Q003p Genk),
zwik (Q003p Genk)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] [ZND m] [ZND m]
I-7
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rodsel (Q003p Genk),
raatsel (Q003p Genk),
ródsel (Q003p Genk)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)] || Raadsel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
23115 |
raadspel |
{z. toel.}:
Wij namen als kind al naar gelang ieder in de hand 3-4-steentjes + meer. Voorop rade men hoeveel steentjes de tegenstrever in de handpalm had. Was het wederzijds juist, dan was ieder kampioen en moest de ene de ander een kleine beloning geven uit zijn eigen bezit, b.v. snoepje, fruit, de wederzijdse ontevredenheid voor het aangebodene leide gewoonlijk tot ruwie en schelden.
z. toel. (Q003p Genk)
|
Kent u een kindergebruik waarbij er (om ter snelst) iets gezegd of gedaan wordt, wanneer men met zn tweeën op hetzelfde moment precies hetzelfde zegt? Wat werd er dan gedaan/gezegd? [SND (2006)]
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
rāāëvv (Q003p Genk)
|
raaf [Willems (1885)]
III-4-1
|
27904 |
raam |
houten kader:
houten kader (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zolder]),
venster:
ve ̞nstǝr (Q003p Genk
[(+)]
),
ve.nstǝr (Q003p Genk
[(+)]
)
|
Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-5, II-9
|
32825 |
raam van de landrol |
raam:
rǭm (Q003p Genk)
|
Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.]
I-2
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkkot:
kīkkūǝt (Q003p Genk)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|