e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raamvleugel venster: vēnstǝr (Genk) Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9
raamwerk houten gebinte: hǫtǝ gǝbentǝ (Genk) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9
raamzaag kuilzeeg: kǫwlzē̜x (Genk) Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.] II-12
raar, vreemd aardig: ich vielde mich oarig wèère  oarig (Genk), ook materiaal znd 19a, 003  oardig (Genk), ōͅrēg (Genk), raar: ne roare mins ¯t geet roar tou boe geen dier oan ès  roar (Genk) eigenaardig || eigenaardig, raar || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat graat: grǭt (Genk), raat: rǭt (Genk), schuit: sxawt (Genk), šǫ.wt (Genk) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
raathoning, tafelhoning graathoning: grǭthuǝneŋ (Genk), schuitenhoning: šǫwtǝnhuǝneŋ (Genk) Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.] II-6
rabarber rabarber: rebarber (Genk), -  rebarber (Genk) rabarber I-7
raden raden: kōͅnstə dat rojə (Genk), dat konste nie rooië ¯t ès tich gerooië: het is U geraden  rooië (Genk) Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] || raden III-1-4
radijs radijs: radijs (Genk) [ZND 41 (1943)] I-7
rafel kanjel: koanel (Genk), uitrettel: #NAME?  outrɛddəl (Genk) rafel, loshangende keddele van kleren || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] III-1-3