30313 |
raamvleugel |
venster:
vēnstǝr (Q003p Genk)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
30182 |
raamwerk |
houten gebinte:
hǫtǝ gǝbentǝ (Q003p Genk)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
31772 |
raamzaag |
kuilzeeg:
kǫwlzē̜x (Q003p Genk)
|
Zware spanzaag waarbij het blad midden in het zaagraam verticaal bevestigd is. Zie ook afb. 21. De raamzaag werd door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. Ook bij de houtzager was een, meestal vrij zware, uitvoering van de raamzaag bekend. Ze lag doorgaans boven een kuil, de zaagkuil, en werd gebruikt voor het zagen van latten en planken. De kuil werd zeegkuil genoemd in As (L 417; zē̜xkūl) en Diepenbeek (Q 71; zēxkǫwl). [N 50, 58; N 75, 116d; N G, 23c add; monogr.; div.]
II-12
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ich vielde mich oarig wèère
oarig (Q003p Genk),
ook materiaal znd 19a, 003
oardig (Q003p Genk),
ōͅrēg (Q003p Genk),
raar:
ne roare mins ¯t geet roar tou boe geen dier oan ès
roar (Q003p Genk)
|
eigenaardig || eigenaardig, raar || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
graat:
grǭt (Q003p Genk),
raat:
rǭt (Q003p Genk),
schuit:
sxawt (Q003p Genk),
šǫ.wt (Q003p Genk)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
28653 |
raathoning, tafelhoning |
graathoning:
grǭthuǝneŋ (Q003p Genk),
schuitenhoning:
šǫwtǝnhuǝneŋ (Q003p Genk)
|
Blanke honing die in de raat verkocht wordt. [N 63, 115b; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rebarber (Q003p Genk),
-
rebarber (Q003p Genk)
|
rabarber
I-7
|
19224 |
raden |
raden:
kōͅnstə dat rojə (Q003p Genk),
dat konste nie rooië ¯t ès tich gerooië: het is U geraden
rooië (Q003p Genk)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)] || raden
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radijs (Q003p Genk)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
18167 |
rafel |
kanjel:
koanel (Q003p Genk),
uitrettel:
#NAME?
outrɛddəl (Q003p Genk)
|
rafel, loshangende keddele van kleren || Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|