28559 |
reinigingsvlucht |
gaan schijten:
gǭn šejtǝn (Q003p Genk),
reinigingsvlucht:
reinigingsvlucht (Q003p Genk)
|
Vlucht die de bijen ondernemen om de uitwerpselen uit hun lichaam te verwijderen. In de winter hopen zich de onverteerbare resten van het voedsel op in de endeldarm. Wanneer de grens van het zich ophopen is bereikt, dan moeten de bijen zich ontlasten. Zodra de temperatuur na de winter voor het eerst weer 8 à 10 oC is geworden, vliegen de bijen uit om zich van het opgespaarde vuil te ontdoen. [N 63, 56a; Ge 37, 195]
II-6
|
21201 |
reiskoffer |
valies (<fr.):
veliehs (Q003p Genk)
|
valies
III-3-1
|
21196 |
reizen |
vervoeren:
vervoeren (Q003p Genk)
|
Vervoeren en verplaatsen van bijenvolken naar vruchtbare drachtgebieden zoals heide en koolzaadakkers. Wanneer men geen of geen goed drachtvelden in de buurt heeft, zal men de bijenvolken verhuizen naar de goede drachtvelden met kar, bijenwagen, vrachtwagen, hondskar of kruiwagen. Zowel korf- als kastimker reizen de bloemen achterna om de nodige honing te kunnen verzamelen. Het reisvaardig maken van de korven vereist minder werk dan dat van de meeste kasten. Maar het reizen moet met zorg gebeuren, bij voorkeur ''s nachts en met het vlieggat gesloten. [N 63, 103a; N 63, 103b; Ge 37, 167; monogr.]
II-6
|
21455 |
rekenen |
rekenen:
rɛkənə (Q003p Genk)
|
rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
28359 |
remschijftransporteur |
dubbele koersinstallatie:
dubbele koersinstallatie (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletske (Q003p Genk),
klɛtskəs (Q003p Genk)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24294 |
restant insecten |
vetworm:
vètwèrm (Q003p Genk)
|
vetwormpje
III-4-2
|
24302 |
restant vissen |
beet:
bieht (Q003p Genk),
goudvis:
goodvès (Q003p Genk),
remelen:
reemele (Q003p Genk),
snoek:
snoĕk (Q003p Genk),
snòk (Q003p Genk),
zalm:
zalm (Q003p Genk),
zoalm (Q003p Genk)
|
beet (bij vissen) || goudvis || paren v vissen || snoek [Willems (1885)] || zalm [N100 (1997)], [Willems (1885)]
III-4-2
|
24230 |
restant vogels |
jonge spreeuw:
jong sprīēvv (Q003p Genk)
|
jong van de spreeuw [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (Q003p Genk),
deem:
dèm (Q003p Genk)
|
das [Willems (1885)] || speen, tepel
III-4-2
|