34597 |
rongblokken |
romblokken:
romblęk (Q003p Genk
[(enkelv romblok)]
)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
kramstekken:
(enkelv)
kramstɛk (Q003p Genk),
opstaanders:
ǫpstɛndǝrs (Q003p Genk),
romstekker:
rǫmstɛkǝr (Q003p Genk)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
33810 |
roodbont paard |
(een) rode bonte:
rui̯ǝ bǫ.ntǝ (Q003p Genk)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
bont (bijvgl. nmw.):
bǫnt (Q003p Genk)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
roodborstje (Q003p Genk)
|
roodborst
III-4-1
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
korst(je):
ko.rs (Q003p Genk),
roof(je):
re.fkə (Q003p Genk),
reefke (Q003p Genk),
rof (Q003p Genk),
roof (Q003p Genk),
rōf (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
rūəf (Q003p Genk)
|
een korst (roof) op een wonde [ZND 01u (1924)] || een roofje (korst) [ZND 45 (1946)] || hoe heet de korst die op een wonde komt ? [ZND 41 (1943)] || roof (korst op een wonde) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
28564 |
roofbijen |
roofbijen:
roofbijen (Q003p Genk)
|
Bijen die honing roven bij andere volken. Wanneer bijen in drachtloze perioden geen honing meer kunnen vinden in de bloemen, dan gaan ze die zoeken bij andere volken. [N 63, 67c; N 63, 67a; Ge 37, 96; monogr.]
II-6
|
27608 |
roofdienst |
foudroyagepost:
fudrajāšpǫst (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die de ondersteuningen uit het ontgonnen pand verwijdert. Op de Domaniale mijn gebeurde het roven tijdens de nachtdienst omdat er dan weinig mensen in de mijn aanwezig waren en er in de pijler geen kolen gewonnen werden (Lochtman pag. 84). [N 95, 570; monogr.; Vwo 270; Vwo 330; Vwo 668]
II-5
|
28082 |
roofhaak |
foudroyage-haak:
foudroyage-haak (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Haak met lange steel die wordt gebruikt voor het terugwinnen van materiaal uit het ontkoolde pand. [N 95, 589]
II-5
|
28087 |
rooflier |
foudroyage-treuil:
foudroyage-treuil (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Winterslag, Waterschei])
|
Lier waarmee een ondersteuning in haar geheel uit het ontkoolde pand kan worden weggetrokken. "De rooflieren hebben perslucht als drijfkracht en hun vermogen volstaat om verschillende stempels ineens uit te rukken" (Defoin pag. 101). [N 95, 590; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|