e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salueren salueren (<fr.): saluwére (Genk), salye.rə (Genk) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samenklonteren klonteren: kle.ntǝrǝ (Genk) Samenpakken, samenklonteren van meel. [JG 1a] II-3
samenspannen samenspannen: heulen: onbekend  dij twie spanne somen tiege dij aner (Genk) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
satijn satijn: sǝrtē̜jn (Genk) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
saus saus: sôêz (Genk) saus [RND] III-2-3
sauslepel sauslepel: soͅsliəpəl (Genk) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
savooiekool savooi: səvuiə (Genk), savooikool: sevoei(koel) (Genk), -  sevoei(koel) (Genk) [Goossens 1b (1960)]savooi(kool) || savooiekool I-7
scapulier scapulier: šapəlīr (Genk) Schapulier. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schaafafval schavelingen: šǭvǝleŋǝ (Genk) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaafketting, schaafkabel ankerketting: ankerketting (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) De ijzeren ketting of stalen kabel waarmee de schaaf van de koolploeg langs het koolfront heen en weer wordt getrokken. Op de mijn Maurits waren volgens de invuller uit Q 15 zowel schaven als ploegen in gebruik. Een schaaf was soms kleiner dan een ploeg. In zo''n geval liet men meerdere schaven langs het front lopen. Deze waren onderling verbonden met een staalkabel. De ploeg daarentegen was zwaarder en werd daarom voortbewogen door middel van een ketting. [N 95, 602; monogr.; N 95, 663] II-5