21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
saluwére (Q003p Genk),
salye.rə (Q003p Genk)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)]
III-3-1
|
26619 |
samenklonteren |
klonteren:
kle.ntǝrǝ (Q003p Genk)
|
Samenpakken, samenklonteren van meel. [JG 1a]
II-3
|
21332 |
samenspannen |
samenspannen:
heulen: onbekend
dij twie spanne somen tiege dij aner (Q003p Genk)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
28797 |
satijn |
satijn:
sǝrtē̜jn (Q003p Genk)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
19572 |
sauslepel |
sauslepel:
soͅsliəpəl (Q003p Genk)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
səvuiə (Q003p Genk),
savooikool:
sevoei(koel) (Q003p Genk),
-
sevoei(koel) (Q003p Genk)
|
[Goossens 1b (1960)]savooi(kool) || savooiekool
I-7
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
šapəlīr (Q003p Genk)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|
31809 |
schaafafval |
schavelingen:
šǭvǝleŋǝ (Q003p Genk)
|
Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.]
II-12
|
28100 |
schaafketting, schaafkabel |
ankerketting:
ankerketting (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
De ijzeren ketting of stalen kabel waarmee de schaaf van de koolploeg langs het koolfront heen en weer wordt getrokken. Op de mijn Maurits waren volgens de invuller uit Q 15 zowel schaven als ploegen in gebruik. Een schaaf was soms kleiner dan een ploeg. In zo''n geval liet men meerdere schaven langs het front lopen. Deze waren onderling verbonden met een staalkabel. De ploeg daarentegen was zwaarder en werd daarom voortbewogen door middel van een ketting. [N 95, 602; monogr.; N 95, 663]
II-5
|