18394 |
schoensmeer |
blink:
bleŋk (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
blink (Q003p Genk)
|
schoensmeer
III-1-3, III-2-1
|
18185 |
schoenveter |
schoenstaartel:
sjoehnstartel (Q003p Genk),
ṣūənstartəl (Q003p Genk),
staartel:
startel (Q003p Genk, ...
Q003p Genk),
sjoehnstartel.
startel (Q003p Genk)
|
Een niet leren koordje? [N 60 (1973)] || Het leren koordje waarmee men de schoenen dichtrijgt? [N 60 (1973)] || Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)] || veter
III-1-3
|
22501 |
schoepen |
de boel op stelten zetten:
de boel op stelte zette (Q003p Genk)
|
met een groep jongens door het veld, de bossen trekken met kwaad in de zin [schupen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (Q003p Genk),
schoffeltje:
šefǝlkǝ (Q003p Genk)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (Q003p Genk)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
schoffelmachine:
šofǝlmǝšin (Q003p Genk)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|
33782 |
schoft |
schocht:
šoxt (Q003p Genk)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (Q003p Genk),
zǭ.l (Q003p Genk)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders ophalen:
šoərs oͅpholə (Q003p Genk)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
shol (Q003p Genk)
|
schol [Willems (1885)]
III-2-3
|