e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snurken snurken: snerəkə (Genk) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep sop: De sop ès zoe heet, de zooster dn ziel mèt verbranne  sop (Genk) soep III-2-3
soepgroente soepkruid: sopkroud (Genk, ... ) soepgroente I-7, III-2-3
soepketel watermoor: wu̞tərmūr (Genk) pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepketel, waterketel marmietje: met deksel en hengsel  marmitšə (Genk), soepketel: soͅpkitəl (Genk) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepketeltje marmietje: mārmitšə (Genk) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: soͅptrin (Genk), soͅptəren (Genk) soepketel || soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees ribbetjes: rebəkəs (Genk) rib van het varken die als soepvlees dient [Goossens 1a (1955)] III-2-3
sok sok: zok (Genk, ... ) sok || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)] III-1-3
soldaat soldaat: suldo.ət (Genk) soldaat [RND] III-3-1