e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sterven sterven: staerve (Genk), verrekken: verrèkke (Genk) doodgaan || sterven III-2-2
steunhout van het hoogsel kramstek: kramstɛk (Genk) Om de laadruimte van de karbak te vergroten, kunnen er losse hoogsels op de zijwanden geplaatst worden. Aan de zijkanten van de hoogsels zijn daartoe houten balkjes bevestigd die in op de zijwand bevestigde, metalen krammen gestoken kunnen worden. Zie ook afb. 199 en het lemma ɛhoogselɛ in wld I.13, pag. 58.' [JG, 1a] II-12
steunklos klam: klám (Genk) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stiefdochter stiefdochter: stiefdochter (Genk) De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stiefvojër (Genk) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: stiefzooën (Genk) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stiekem heimelijk: heemelik (Genk), hēmelək (Genk), hiemelik (Genk), ook materiaal znd 1u, 65  hēmələk (Genk) geniepig [ZND 01 (1922)] || heimelijk, geniepig || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] III-1-4
stiekem eten slommeren: Zit do nie oan de boehter te slòmmere  slòmmere (Genk) steelsgewijs iets lekkers, zoets eten III-2-3
stier duur: dīr (Genk), stier: stīǝr (Genk) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stijf: steͅif (Genk) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2