20323 |
sterven |
sterven:
staerve (Q003p Genk),
verrekken:
verrèkke (Q003p Genk)
|
doodgaan || sterven
III-2-2
|
32238 |
steunhout van het hoogsel |
kramstek:
kramstɛk (Q003p Genk)
|
Om de laadruimte van de karbak te vergroten, kunnen er losse hoogsels op de zijwanden geplaatst worden. Aan de zijkanten van de hoogsels zijn daartoe houten balkjes bevestigd die in op de zijwand bevestigde, metalen krammen gestoken kunnen worden. Zie ook afb. 199 en het lemma ɛhoogselɛ in wld I.13, pag. 58.' [JG, 1a]
II-12
|
29981 |
steunklos |
klam:
klám (Q003p Genk)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
stiefdochter (Q003p Genk)
|
De dochter van een tweede man of vrouw (stiefdochter) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
stiefvojër (Q003p Genk)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
stiefzooën (Q003p Genk)
|
De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
heimelijk:
heemelik (Q003p Genk),
hēmelək (Q003p Genk),
hiemelik (Q003p Genk),
ook materiaal znd 1u, 65
hēmələk (Q003p Genk)
|
geniepig [ZND 01 (1922)] || heimelijk, geniepig || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
slommeren:
Zit do nie oan de boehter te slòmmere
slòmmere (Q003p Genk)
|
steelsgewijs iets lekkers, zoets eten
III-2-3
|
34050 |
stier |
duur:
dīr (Q003p Genk),
stier:
stīǝr (Q003p Genk)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
steͅif (Q003p Genk)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|