e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfkop koppige duivel: ook materiaal znd 28, 31  koppigen dievel (Genk), koppige ezel: ook materiaal znd 28, 31  kɛpigən izəl (Genk), kwade kop: ook materiaal znd 28, 31  kajen kop (Genk), stenerik: stijnerik (Genk), stenige kop: ook materiaal znd 28, 31  stɛnigən koͅp (Genk) koppig [ZND 01 (1922)] || koppigaard III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  st‧ɛi̯fsəl (Genk) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stɛifsəl (Genk) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugelen: stęi̯gbēø.gǝl (Genk) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijl, stempel ijzeren stempel: ijzeren stempel (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), montant: montō (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), pilot: (mv)  pilos (Genk  [(Winterslag)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei]), stempel: stempel (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781] II-5
stijlen schuin bevestigen (de stempels) scheefzetten: (de stempels) scheefzetten (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.] II-5
stijlentrekker palan tirette: palan tirette (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), sylvester: sylvester (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13] II-5
stijlvoetplaat muurplaai: muǝrplǫj (Genk) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stijve mortel te droog: tǝ drīx (Genk) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stikken stikken: dê ĕs gestikt (Genk), verstikken: dê ĕs verstikt (Genk) Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2