19327 |
stijfkop |
koppige duivel:
ook materiaal znd 28, 31
koppigen dievel (Q003p Genk),
koppige ezel:
ook materiaal znd 28, 31
kɛpigən izəl (Q003p Genk),
kwade kop:
ook materiaal znd 28, 31
kajen kop (Q003p Genk),
stenerik:
stijnerik (Q003p Genk),
stenige kop:
ook materiaal znd 28, 31
stɛnigən koͅp (Q003p Genk)
|
koppig [ZND 01 (1922)] || koppigaard
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
st‧ɛi̯fsəl (Q003p Genk)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
stɛifsəl (Q003p Genk)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugelen:
stęi̯gbēø.gǝl (Q003p Genk)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
27896 |
stijl, stempel |
ijzeren stempel:
ijzeren stempel (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
montant:
montō (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
pilot:
(mv)
pilos (Q003p Genk
[(Winterslag)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei]),
stempel:
stempel (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781]
II-5
|
27901 |
stijlen schuin bevestigen |
(de stempels) scheefzetten:
(de stempels) scheefzetten (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.]
II-5
|
28083 |
stijlentrekker |
palan tirette:
palan tirette (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits]),
sylvester:
sylvester (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|
30180 |
stijlvoetplaat |
muurplaai:
muǝrplǫj (Q003p Genk)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
30015 |
stijve mortel |
te droog:
tǝ drīx (Q003p Genk)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18014 |
stikken |
stikken:
dê ĕs gestikt (Q003p Genk),
verstikken:
dê ĕs verstikt (Q003p Genk)
|
Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
III-1-2
|