id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
28196 | stiklucht | stiklucht: stiklucht (Genk [(Winterslag / Waterschei)] [Maurits]) | Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.] II-5 |
28975 | stiksteek | achtersteek: achtersteek (Genk) | Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7 |
28859 | stikzijde | stikzij(de): stekzęj (Genk) | Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57] II-7 |
25212 | stille regen | fiezel: fiehzel (Genk) | zeer zachte regen, zeer kleine vlokjes sneeuw III-4-4 |
34018 | stilstaan | hou: hǭu̯ (Genk), ju(j): jȳ (Genk), prrr: pr̄ (Genk [(enkel bij pony''s)] ) | Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10 |
17738 | stinken | stinken: stinkst (Genk) | Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)] III-1-1 |
24565 | stinkende gouwe | wrattenkruid: frattekroud (Genk), vrattekroud (Genk), - vrattekroud (Genk) | wratkruid || wrattenkruid III-4-3 |
31693 | stobbe | stobbe: stob (Genk) | Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12 |
19708 | stoel | stoel: stoel (Genk [(Winterslag / Waterschei)] [Maurits]), mv. stil stul (Genk) | Console waarop de draagrollen van een transportband zijn bevestigd. [N 95, 637; N 95, 641] || stoel II-5, III-2-1 |
21226 | stoep | stoep: stŏĕp (Genk), trottoir: tròtwaar (Genk) | stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1 |